- Leentje Vanderniepen over dementie -

Leentje Vanderniepen over dementie

Gepubliceerd op 01/09/2025 

We zetten regelmatig 1 verhaal van ons magazine UNIE-K PUBLIEK in de kijker.

Het volledige magazine kan je lezen op www.uniekpubliek.org.

Dementie vaststellen bij mensen met een beperking is minder evident

Leentje Vanderniepen over dementie

 

We worden alsmaar ouder. En dat heeft zo zijn gevolgen. In de voorzieningen stijgt het aantal bewoners met dementie. Hoe zorginstellingen en zorgverleners daar best mee omgaan? Dat leren we van Leentje Vanderniepen, consulent bij het regionaal expertisecentrum en thuisbegeleidingsdienst dementie Foton.

 

Foton maakt dementie beter bespreekbaar, organiseert activiteiten voor mensen met dementie en geeft vormingen en advies aan zorgprofessionals. Ook mantelzorgers kunnen bij het expertisecentrum terecht. Als consulent buigt Leentje zich regelmatig over individuele cases. Zo gaat ze vaak langs bij voorzieningen. Wanneer zij vermoeden dat één van hun bewoners met dementie leeft, organiseert Leentje een verkennend gesprek. Op vraag van een organisatie kan ze ook verdere begeleiding (vorming of intervisie) opstarten.


 
Lopen mensen met een beperking een groter risico op dementie?


“Jammer genoeg is er nog niet zo veel onderzoek gedaan naar de link tussen dementie en een verstandelijke beperking. Wat we wel weten: mensen met een beperking hebben een kleinere cognitieve reserve. Daardoor kunnen de symptomen van dementie zich sneller uiten bij hen. Bij mensen met het Downsyndroom treedt de ziekte vroeger op. Normaal heeft een 80-plusser ongeveer 20 procent kans op dementie. Bij mensen met het Downsyndroom treedt datzelfde risico al op wanneer ze 50 jaar oud zijn. Ook heel wat andere aandoeningen kunnen dementiesymptomen veroorzaken.”
 
Hoe uit dementie zich bij mensen met een beperking?


“De symptomen vallen vaak heel moeilijk te onderscheiden van hun gewone gedrag. Daarom is het belangrijk dat de zorgverleners de cliënt goed kennen. Gedragswijzigingen, doelloos rondlopen, de weg niet meer vinden, zich plots moeilijker kunnen aankleden … zijn allemaal mogelijke eerste tekenen.”

“Wanneer er een vermoeden van dementie is, wordt er een uitsluitings- diagnose gemaakt. Een bloedonderzoek, een hersenscan en cognitieve testen kunnen uitwijzen of er sprake is van dementie. En zo ja: over welk dementietype het gaat. Maar in de praktijk kan je deze testen niet altijd uitvoeren bij deze doelgroep. Sommige mensen laten hun bloed bijvoorbeeld niet afnemen of willen niet in een CT- scanner gaan liggen.”

 
Bestaat er dan geen aangepast testmateriaal?


“Er werd een DSVH-test ontwikkeld, die kan de dementiegraad helpen bepalen. En in Antwerpen is er een gespeciali- seerd diagnoseteam. Toch biedt dat geen garantie op succes. Je moet je durven afvragen: is een diagnose noodzakelijk? Enkel wanneer je dementie in een vroeg stadium vaststelt, kan medicatie de ziekte afremmen. Maar bij mensen met een verstandelijke beperking komt de diagnose vaak te laat: gemiddeld vijf jaar na het optreden van de eerste symptomen. In zo’n geval moet de behandelende arts goed overwegen of het wel zinvol is om dementiespecifieke medicatie op te starten.”

 

Hoe kunnen voorzieningen een laattijdige diagnose voorkomen?


“Voorzieningen kunnen vooral aan preventie doen. Dat betekent: inzetten op gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende sociaal contact. Ook de zintuigen zijn belangrijk. Wanneer de hersenen de zintuigprikkels niet goed ontvangen, stijgt de kans op dementie. Voorzieningen moeten bewoners dus toegang geven tot een bril of hoorapparaat.”

 

 

“Bij mensen met een verstandelijke beperking komt de diagnose vaak te laat: gemiddeld vijf jaar na het optreden van de eerste symptomen.”

 


“Daarnaast raden we voorzieningen aan om een dementiestrategie te ontwikkelen. Sommige organisaties voeren bijvoorbeeld elk jaar een DSVH- test uit om laattijdige diagnoses te voorkomen. Al moet zo’n strategie voor- al bepalen hoe je bewoners met dementie verder ondersteunt. Want of je nu wel of niet over een diagnose beschikt … de ziekte is ongeneeslijk en zorgt sowieso voor bijkomende moeilijkheden.  Een  diagnose  kan natuurlijk helpen om de symptomen en de veranderingen beter te kaderen. Maar ook zonder diagnose moet je de aanpak sowieso afstemmen op de individuele behoeften en noden van de bewoner in kwestie.”


Hoe kunnen zorgverleners bewoners met dementie beter ondersteunen?


“Er zijn een aantal communicatietips: oogcontact maken, op ooghoogte met de bewoner spreken, foto’s in plaats van pictogrammen gebruiken, inzetten op lichaamstaal … Nog een belangrijke: geef de bewoner voldoende rust. Veel begeleiders doen erg hun best om bewoners te activeren. Al hebben mensen met dementie regelmatig nood aan momenten van inactiviteit, zodat ze alle prikkels kunnen verwerken. We adviseren ook om de bewoner zo lang mogelijk in dezelfde leefgroep te laten functioneren, want dat is zijn of haar vertrouwde omgeving.”

 

Welke rol speelt de voorziening hierbij?


“Voorzieningen moeten natuurlijk voldoende investeren in opleidingen voor het personeel. Ze kunnen ook beroep doen op onze expertise. We raden voorzieningen bijvoorbeeld aan om contact te leggen met de woonzorgcentra in de buurt, die hebben namelijk erg veel waardevolle ervaring in huis. Omgekeerd kunnen voorzieningen ook veel betekenen voor woonzorgcentra. Zo beschikken ze soms over een knappe snoezelruimte, een aangepast zwembad … Elkaar versterken, is volgens mij de toekomst.”

 

Tip!
De regionale afdelingen van het Expertisecentrum voor Dementie beschikken over een bibliotheek boordevol boeken en wetenschappelijke artikels over dementie. Zo leen je er het boek ‘Dingske’ uit. Daarmee leg je dementie op een toegankelijke manier uit aan (mede)bewoners.
 

 

Tools zijn deel van diagnostisch proces


Ook UNIE-K zet tools in om dementie op te sporen bij bewoners. De vragenlijst BPSD-DS is zo’n hulp- middel. Orthoagoog Greet Hendryckx legt uit hoe de tool werkt.

 

“BPSD-DS staat voor Behavorial and Psychological Symptoms of Dementia – Down Syndrome. De vragenlijst werd ontwikkeld voor mensen met een verstandelijke beperking. Het brengt gedrags- veranderingen in kaart die gelinkt zijn aan dementie. Denk maar aan angstig, prikkelbaar of apathisch gedrag. Sommige symptomen kunnen ook op een andere aandoening wijzen, zoals depressie of gehoorproblemen. Daarmee houdt de tool rekening. Met BPSD-DS alleen kan je geen diagnose stellen, maar het is wel een waardevol onderdeel van het diagnostisch proces. Het zorgt ook voor meer begrip bij de medewerkers en het netwerk van de cliënt.”

 

Geïnteresseerd in meer artikels?

Het volledige magazine kan je lezen op www.uniekpubliek.org.

banner website UNIE-K PUBLIEK - Leentje

We zetten regelmatig 1 verhaal van ons magazine UNIE-K PUBLIEK in de kijker.

Het volledige magazine kan je lezen op www.uniekpubliek.org.

Dementie vaststellen bij mensen met een beperking is minder evident

Leentje Vanderniepen over dementie

 

We worden alsmaar ouder. En dat heeft zo zijn gevolgen. In de voorzieningen stijgt het aantal bewoners met dementie. Hoe zorginstellingen en zorgverleners daar best mee omgaan? Dat leren we van Leentje Vanderniepen, consulent bij het regionaal expertisecentrum en thuisbegeleidingsdienst dementie Foton.

 

Foton maakt dementie beter bespreekbaar, organiseert activiteiten voor mensen met dementie en geeft vormingen en advies aan zorgprofessionals. Ook mantelzorgers kunnen bij het expertisecentrum terecht. Als consulent buigt Leentje zich regelmatig over individuele cases. Zo gaat ze vaak langs bij voorzieningen. Wanneer zij vermoeden dat één van hun bewoners met dementie leeft, organiseert Leentje een verkennend gesprek. Op vraag van een organisatie kan ze ook verdere begeleiding (vorming of intervisie) opstarten.


 
Lopen mensen met een beperking een groter risico op dementie?


“Jammer genoeg is er nog niet zo veel onderzoek gedaan naar de link tussen dementie en een verstandelijke beperking. Wat we wel weten: mensen met een beperking hebben een kleinere cognitieve reserve. Daardoor kunnen de symptomen van dementie zich sneller uiten bij hen. Bij mensen met het Downsyndroom treedt de ziekte vroeger op. Normaal heeft een 80-plusser ongeveer 20 procent kans op dementie. Bij mensen met het Downsyndroom treedt datzelfde risico al op wanneer ze 50 jaar oud zijn. Ook heel wat andere aandoeningen kunnen dementiesymptomen veroorzaken.”
 
Hoe uit dementie zich bij mensen met een beperking?


“De symptomen vallen vaak heel moeilijk te onderscheiden van hun gewone gedrag. Daarom is het belangrijk dat de zorgverleners de cliënt goed kennen. Gedragswijzigingen, doelloos rondlopen, de weg niet meer vinden, zich plots moeilijker kunnen aankleden … zijn allemaal mogelijke eerste tekenen.”

“Wanneer er een vermoeden van dementie is, wordt er een uitsluitings- diagnose gemaakt. Een bloedonderzoek, een hersenscan en cognitieve testen kunnen uitwijzen of er sprake is van dementie. En zo ja: over welk dementietype het gaat. Maar in de praktijk kan je deze testen niet altijd uitvoeren bij deze doelgroep. Sommige mensen laten hun bloed bijvoorbeeld niet afnemen of willen niet in een CT- scanner gaan liggen.”

 
Bestaat er dan geen aangepast testmateriaal?


“Er werd een DSVH-test ontwikkeld, die kan de dementiegraad helpen bepalen. En in Antwerpen is er een gespeciali- seerd diagnoseteam. Toch biedt dat geen garantie op succes. Je moet je durven afvragen: is een diagnose noodzakelijk? Enkel wanneer je dementie in een vroeg stadium vaststelt, kan medicatie de ziekte afremmen. Maar bij mensen met een verstandelijke beperking komt de diagnose vaak te laat: gemiddeld vijf jaar na het optreden van de eerste symptomen. In zo’n geval moet de behandelende arts goed overwegen of het wel zinvol is om dementiespecifieke medicatie op te starten.”

 

Hoe kunnen voorzieningen een laattijdige diagnose voorkomen?


“Voorzieningen kunnen vooral aan preventie doen. Dat betekent: inzetten op gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende sociaal contact. Ook de zintuigen zijn belangrijk. Wanneer de hersenen de zintuigprikkels niet goed ontvangen, stijgt de kans op dementie. Voorzieningen moeten bewoners dus toegang geven tot een bril of hoorapparaat.”

 

 

“Bij mensen met een verstandelijke beperking komt de diagnose vaak te laat: gemiddeld vijf jaar na het optreden van de eerste symptomen.”

 


“Daarnaast raden we voorzieningen aan om een dementiestrategie te ontwikkelen. Sommige organisaties voeren bijvoorbeeld elk jaar een DSVH- test uit om laattijdige diagnoses te voorkomen. Al moet zo’n strategie voor- al bepalen hoe je bewoners met dementie verder ondersteunt. Want of je nu wel of niet over een diagnose beschikt … de ziekte is ongeneeslijk en zorgt sowieso voor bijkomende moeilijkheden.  Een  diagnose  kan natuurlijk helpen om de symptomen en de veranderingen beter te kaderen. Maar ook zonder diagnose moet je de aanpak sowieso afstemmen op de individuele behoeften en noden van de bewoner in kwestie.”


Hoe kunnen zorgverleners bewoners met dementie beter ondersteunen?


“Er zijn een aantal communicatietips: oogcontact maken, op ooghoogte met de bewoner spreken, foto’s in plaats van pictogrammen gebruiken, inzetten op lichaamstaal … Nog een belangrijke: geef de bewoner voldoende rust. Veel begeleiders doen erg hun best om bewoners te activeren. Al hebben mensen met dementie regelmatig nood aan momenten van inactiviteit, zodat ze alle prikkels kunnen verwerken. We adviseren ook om de bewoner zo lang mogelijk in dezelfde leefgroep te laten functioneren, want dat is zijn of haar vertrouwde omgeving.”

 

Welke rol speelt de voorziening hierbij?


“Voorzieningen moeten natuurlijk voldoende investeren in opleidingen voor het personeel. Ze kunnen ook beroep doen op onze expertise. We raden voorzieningen bijvoorbeeld aan om contact te leggen met de woonzorgcentra in de buurt, die hebben namelijk erg veel waardevolle ervaring in huis. Omgekeerd kunnen voorzieningen ook veel betekenen voor woonzorgcentra. Zo beschikken ze soms over een knappe snoezelruimte, een aangepast zwembad … Elkaar versterken, is volgens mij de toekomst.”

 

Tip!
De regionale afdelingen van het Expertisecentrum voor Dementie beschikken over een bibliotheek boordevol boeken en wetenschappelijke artikels over dementie. Zo leen je er het boek ‘Dingske’ uit. Daarmee leg je dementie op een toegankelijke manier uit aan (mede)bewoners.
 

 

Tools zijn deel van diagnostisch proces


Ook UNIE-K zet tools in om dementie op te sporen bij bewoners. De vragenlijst BPSD-DS is zo’n hulp- middel. Orthoagoog Greet Hendryckx legt uit hoe de tool werkt.

 

“BPSD-DS staat voor Behavorial and Psychological Symptoms of Dementia – Down Syndrome. De vragenlijst werd ontwikkeld voor mensen met een verstandelijke beperking. Het brengt gedrags- veranderingen in kaart die gelinkt zijn aan dementie. Denk maar aan angstig, prikkelbaar of apathisch gedrag. Sommige symptomen kunnen ook op een andere aandoening wijzen, zoals depressie of gehoorproblemen. Daarmee houdt de tool rekening. Met BPSD-DS alleen kan je geen diagnose stellen, maar het is wel een waardevol onderdeel van het diagnostisch proces. Het zorgt ook voor meer begrip bij de medewerkers en het netwerk van de cliënt.”

 

Geïnteresseerd in meer artikels?

Het volledige magazine kan je lezen op www.uniekpubliek.org.